samen

Het GPMI werkt niet. Schaf het af en maak tijd voor kwaliteitsvolle begeleiding

mi-is.be
mi-is.be

Het Geïndividualiseerde Project Maatschappelijke Integratie (GPMI) is het contract dat de meeste leefloonaanvragers moeten ondertekenen van zodra ze hun uitkering ontvangen. In 2020 hadden maar liefst 106.200 mensen in België een GPMI. De min -25 -jarigen zijn goed voor bijna de helft van de contracten. Het leefloon is geen onvoorwaardelijke uitkering. De wet voorziet duidelijk dat aanvragers niet alleen over onvoldoende middelen moeten beschikken en al hun andere rechten uitgeput hebben. Ze moeten ook aan criteria voldoen gelinkt aan verblijf, leeftijd, nationaliteit, en werkbereidheid. De oorspronkelijke bedoeling van het GPMI was om samen met de leefloongerechtigde deze wettelijke voorwaarden te vertalen naar concrete doelstellingen. Op die manier wou de overheid ervoor zorgen dat personen zich “opnieuw duurzaam in de maatschappij integreren en de weg naar werk terugvinden.” Alleen oogt de realiteit minder rooskleurig dan dat ideaal.

Het GPMI is geen echt contract

In het uitstippelen van een project tot maatschappelijke integratie wordt nogal eens uit het oog verloren dat de voorwaarden van het leefloon wettelijk bepaald worden. Vaak zonder er zich van bewust te zijn dat dit niet wettelijk is, worden in de praktijk extra criteria in het GPMI opgenomen. In de GPMI’s die wij onder ogen kregen, variëren deze extra voorwaarden van de aanwezigheid op vrijwillige activiteiten, over de schoolresultaten van de kinderen, tot de verplichting om peuters naar de crèche te brengen. Je zou kunnen stellen dat het mensen vrij staat het GPMI niet te ondertekenen, maar dat is theorie. De meeste leefloongerechtigden bevinden zich in een kwetsbare positie waardoor het moeilijk is om met hun maatschappelijk werker in gesprek te gaan. Nogal wat leefloonaanvragers begrijpen de inhoud en de administratieve taal van het GPMI ook niet. Je kan je niet alleen afvragen of het in die gevallen deontologisch verantwoord is de persoon dit te laten ondertekenen, meer fundamenteel maakt dit alles dat je het GPMI geen echt contract kunt noemen. Daarvoor is de machtsongelijkheid tussen de partijen te groot.

Alle verantwoordelijkheid bij het individu

De idee om hun uitkering te verliezen zet een permanente druk op leefloongerechtigden. Dat is ook uitdrukkelijk de bedoeling van de wetgever. ‘Sancties motiveren mensen om sneller aan het werk te gaan’, luidt de gedachte achter deze strenge aanpak. Maar dat klopt niet. Uit steeds meer wetenschappelijk onderzoek en uit de praktijk blijkt dat het voorwaardelijk maken van de bijstand niet effectief is. Mensen vinden nu eenmaal veel beter hun weg in de samenleving als ze zich niet onzeker moeten voelen over hun inkomen. In heel dit verhaal blijft de maatschappelijke verantwoordelijkheid voor het armoedeprobleem trouwens uit beeld. Het GPMI legt alle verantwoordelijkheid bij het individu.

De machtsongelijkheid tussen de partijen is te groot

Niemand ontkent dat het overgrote deel van de maatschappelijk werkers in de OCMW’s proberen om mensen zo goed mogelijk te begeleiden. Alleen gaan zij onder een zeer hoge werkdruk gebukt. Niet alleen kijkt iedereen bij crisissen zoals corona of de wateroverlast hun richting uit. Bovendien is de verantwoordingsplicht van OCMW’s naar de bovenlokale overheden disproportioneel groot. Het GPMI is hierbij geen hulp, wel integendeel. Veel maatschappelijk werkers geven aan dat het hen nog meer tijdrovend papierwerk bezorgt.

Leefloongerechtigden zien weinig heil in het GPMI. Ook maatschappelijk assistenten treden hen bij om het GPMI te schrappen. Dat is een belangrijke vaststelling nu er een evaluatie van het GPMI op tafel van de federale overheid ligt. Karine Lalieux, de bevoegde minister voor Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding, heeft aangegeven dat ze naar mensen op het terrein wil luisteren, en in de eerste plaats naar mensen in armoede zelf. Het Platform gelooft niet dat kleine aanpassingen soelaas bieden. De uitgangspunten achter het GPMI zijn fout. Daarom zullen wij de minister vragen om de moed te hebben om het af te schaffen en te investeren in kwaliteitsvolle begeleiding. We verwachten dat de overheid de structurele oorzaken van armoede aanpakt, niet de mensen die een beroep op het leefloon moeten doen.

Partager cet article

Facebook
Twitter